Tante Door.  (1ste prijs, column wedstrijd)


“Whooow mam, jij hebt spierballen aan de onderkant,” roept mijn zoontje luid door de tuin.
Als ik zijn trotse blik volg, doe ik een pijnlijke ontdekking: aan de onderkant van mijn bovenarm hangt iets wat in de volksmond een kipfiletje wordt genoemd. “Ja, dat is wel heel bijzonder,” fluister ik zacht in de hoop zijn stemgeluid te temperen. “Vet, mam. En ze zijn héééél dik,” galmt hij er achteraan. Inderdaad het zijn enorme joekels en hoe langer ik er naar kijk, hoe meer het lijkt of zich hele kippen onder mijn armen hebben genesteld. Geschrokken trek ik, mijn nonchalant uitgestrekte armen, strak langs mijn lichaam. “Kom jongen, we gaan lekker binnen spelen. Daar waar de buren je niet kunnen horen,” mompel ik er achteraan.


Dezelfde nacht slaap ik onrustig, het spookbeeld van mijn onderarmen doemt steeds op. Langzaam dringt het tot me door…. Het zijn de armen. Hemeltje lief, de armen van tante Door. Mijn vader zei vroeger al: “ Ge het de benen van ons Door, skon stevige benen.” Omdat ik volgens hem ook gezegend was met de neus van moederskant, de oren van ome Gerrit en het alom gevreesde karakter van Tante Zus, had ik deze opmerking zo snel mogelijk verdrongen.
Maar ik had het kunnen weten, de benen van tante Door komen natuurlijk niet alleen. Mijn tante Door had namelijk ook armen, enorme bovenarmen. Armen met putjes, uitpuilend onder de veel te strak knellende korte mouwen van haar jurk. Armen die deinden bij elke beweging en waarvan het loshangende vel mee zwaaide als ze ons gedag zei. Armen die je, met twee volwassen handen, niet kon omvatten en waar ik als kind uren naar kon staren. Me niet bewust van het bestaan van de erfelijkheidsleer, DNA , genen en daarmee mijn toekomstig lot.


Met de slogan “je bent nooit te oud om...” in mijn hoofd, vertrek ik enkele weken later samen met mijn beste vriendin richting sportschool. Na een korte periode van rouw en zelfmedelijden, heb ik mezelf weer moed in gesproken en trek ten strijde. “Hoezo te oud of te laat?” In de spiegelruit van de sportschool, zie ik ons lopen. Om mijn enkels floddert een te korte, verwassen joggingbroek, de witte streep op mijn benen loopt in een vreemde kronkel over de te strakke pijpen; daar boven een t-shirt met (uiteraard) lange mouwen. Dit alles in het zwart, omdat dat zo lekker afkleed.
Mijn vriendin heeft speciaal voor de gelegenheid een nieuw sporttenue gekocht. Zij heeft haar erfenis, “de kont van tante Berta”, in een mooie strakke, zwarte driekwarts broek geperst.
De aanblik van ons, in deze outfits, is hilarisch. Gierend van het lachen en met de nodige zelfspot blijven we even staan en stappen vervolgens de sportschool binnen. Daar verdwijnt die lach al snel en blijft weg. Een strak, graatmager “kind” heet ons welkom en jaagt ons vervolgens langs allerlei imposante apparaten. De ruimte is gevuld met strakke, gladde mensen. Jong, oud, en allen bezweet. Na een korte uitleg van de huisregels en de werking van enkele apparaten, speciaal gericht op onze “probleemgebieden”, kunnen we aan de slag. De martelgang is begonnen. Al snel blijkt dat het praktisch onmogelijk is om, met spieren die de vorm van pap hebben aangenomen, kracht te zetten. Het is dan ook een helse klus om de voorgeschreven oefeningen ook maar voor de helft te volbrengen.

 

Een ding is zeker, die “spierballen” hangen voorlopig nog wel aan de onderkant. Mijn zoon kan nog geruime tijd trots zijn op zijn bijzondere moeder. Misschien zelfs blijvend. “Zou het toch te laat zijn?!,” zegt een paniekerig stemmetje in mijn hoofd.

“Kan je zoiets dan nog wegwerken?”, vraagt een collega; als ik haar de volgende dag mijn geheim verklap. Om na het zien van mijn gezicht, geschrokken te vervolgen: “Ik wil je niet ontmoedigen, hoor”.
Eén troost: de ”kont van tante Berta” zit gegarandeerd niet bij ons in de familie…

 

Rating: 5 sterren
1 stem